Johan Cruijff
Vanaf zijn zesde jaar trainde Cruijff al bij Ajax mee. Pas op zijn tiende verjaardag kon hij officieel lid van Ajax worden. Op 25 april 1957 ontving hij een brief waarin stond dat hij als lid werd aangenomen. Jeugdtrainer Jany van der Veen had hem al regelmatig in Betondorp zien spelen en vond hem goed genoeg om direct Ajacied te worden, hij hoefde geen proefwedstrijd te spelen.[32] In de jaren 1957-1963 doorliep hij de jeugdopleiding. In het seizoen 1962/63 werd hij met het hoogste jeugdteam van Ajax kampioen.[5] Niet veel later tekende Cruijff zijn eerste profcontract. Dit bond hem voor vier jaar aan de Amsterdammers. Zijn salaris bedroeg 15.000 gulden per jaar plus premies.[33] Daarmee werd hij na zijn teamgenoot Piet Keizer de tweede fullprof van Nederland.[17][34]
Op 15 november 1964 maakte Cruijff zijn officiële debuut in het eerste elftal van Ajax, dat onder leiding stond van trainer Vic Buckingham. Als debutant maakte Cruijff die middag het enige doelpunt in de met 3-1 verloren uitwedstrijd tegen GVAV. Lang speelde hij niet onder het bewind van Buckingham, want ruim twee maanden na Cruijffs eerste opwachting keerde de oefenmeester terug naar Engeland en werd opgevolgd door Rinus Michels. De onervaren keuzeheer vond Cruijff eigenlijk nog te jong en fysiek niet sterk genoeg voor het eerste elftal. Toch speelde het zeventienjarige talent in zijn debuutseizoen tien wedstrijden, waarin hij vier keer scoorde.[10] Voor Ajax verliep het seizoen sportief gezien zeer teleurstellend. De club eindigde als dertiende op de ranglijst en ontsnapte ternauwernood aan degradatie. De eindklassering van 1965 is nog steeds de laagste die Ajax ooit behaalde sinds de invoering van het betaald voetbal. Michels besloot in te grijpen en drong bij het bestuur, dat onder leiding stond van de nieuwe voorzitter Jaap van Praag, aan op versterking. De clubleiding besloot Co Prins en Henk Groot terug te halen en contracteerde daarnaast doelman Gert Bals van PSV.[35] Hoewel Michels het nog niet de tijd vond om Cruijff een vaste plaats in het elftal te geven, kreeg deze op 24 oktober 1965 tegen DWS toch een basisplaats toen hij de geblesseerde Klaas Nuninga verving. Cruijff scoorde die middag tweemaal, waarmee hij Michels overtuigde van zijn kunnen. Met Cruijff in de spits bleef Ajax vervolgens zestien wedstrijden op rij ongeslagen.[10] De 2-0-uitwinst tegen FC Twente op 15 mei 1966 betekende dat Ajax twee wedstrijden voor het verstrijken van de competitie zeker was van de titel. In dat seizoen was Ajax de trefzekerste ploeg van de eredivisie met 79 doelpunten. In het volgende seizoen maakte het eerste elftal van Ajax in de competitie 122 doelpunten; een aantal dat nooit is overtroffen. Cruijff had met 33 treffers het grootste aandeel en werd met dit aantal topscorer van de Eredivisie. Met een positief doelsaldo van 88 prolongeerde Ajax de landstitel en behaalde bovendien voor de eerste maal in de clubhistorie de dubbel, door in de KNVB beker-finale NAC met 2-1 te verslaan. Zijn aandeel in het behalen van zowel de titel als de beker leidde ertoe dat Cruijff in 1967 werd uitgeroepen tot Nederlands voetballer van het jaar.[5]
In deze periode ging Cor Coster, de aanstaande schoonvader van Cruijff, als een van de eersten inzien dat individuele spelers een commerciële waarde vertegenwoordigden. Hij begreep dat De Meer iedere wedstrijd veel toeschouwers trok, die hoofdzakelijk voor Cruijff kwamen.[20] Costers inzichten leidden ertoe dat Cruijff besloot zich vanaf dat moment te laten vertegenwoordigen door zijn aanstaande schoonvader, die daarmee een van de eerste zaakwaarnemers in het nationale en internationale topvoetbal werd.[36] De intrede van de zaakwaarnemer bracht een kentering in de voetbalwereld teweeg, aangezien sportbestuurders tot dan toe gewend waren dat zij de voorwaarden voor het contract opstelden en dat spelers slechts hoefden te tekenen.[20] Illustratief was bijvoorbeeld toen hem ter ore kwam dat de nieuwe aankoop Dick van Dijk meer ging verdienen dan Cruijff. Coster greep in en zorgde er persoonlijk voor dat Cruijffs contract werd opengebroken. Er vond een financiële opwaardering plaats waarbij het jaarsalaris werd opgetrokken naar 50.000 gulden: hetzelfde bedrag dat Van Dijk ook ontving. Coster vond namelijk dat wanneer iemand zo goed kon voetballen als Cruijff deze daar ook vorstelijk voor gehonoreerd moest worden. Begin jaren zeventig, toen de spelerssalarissen een vlucht namen, ging Coster zelfs nog een stapje verder door zichzelf te beloven dat hij ervoor ging zorgen dat Cruijff van zijn voetbalkwaliteiten miljonair zou worden.[37]
In 1968 werd Ajax voor de derde keer op rij landskampioen. Het gevolg is dat de club in 1968/69 mocht deelnemen aan de Europacup I en daarin werden successen behaald. Mede door de doelpunten van Cruijff en Danielsson tegen het Benfica van Eusébio, wist Ajax als eerste Nederlandse club de finale van het Europese bekertoernooi te bereiken. Op 28 mei 1969 bleek AC Milan in de eindstrijd echter een maatje te groot voor de Amsterdammers, het catenaccio van de Italianen leverde die avond een 4-1-overwinning op.[5] Door een druk internationaal programma liep Ajax op de valreep ook op nationaal niveau alle prijzen mis, waardoor het seizoen 1968/69 als verloren kon worden beschouwd. Michels besloot daarop het elftal te verjongen en dit leidde een seizoen later tot een positief resultaat: Cruijff won met zijn club opnieuw de dubbel.
Door een liesblessure miste Cruijff de eerste wedstrijden van het daaropvolgende seizoen. Na een wekenlange afwezigheid vond de rentree van Cruijff plaats op 30 oktober 1970 tegen PSV. Tijdens die wedstrijd droeg hij echter niet zijn vaste rugnummer 9, maar nummer 14. Dit vindt zijn oorsprong in het ontbrekende shirt van Gerrie Mühren met rugnummer 7, dat niet in de wasmand werd aangetroffen. Aangezien Cruijff langdurig geblesseerd was geweest, vond hij dat Mühren dan maar zijn tricot met nummer 9 moest nemen. Cruijff trok vervolgens een reserveshirt met rugnummer 14 aan. Nadat het duel tegen PSV in een 1-0-overwinning voor Ajax is geëindigd, droeg Cruijff een week later opnieuw het shirt met nummer 14 omdat het tegen PSV 'zo lekker is gegaan' en Mühren wederom met nummer 9 kon spelen. Uit bijgeloof behield Cruijff rugnummer 14, dat op den duur in de beeldvorming onlosmakelijk met hem werd verbonden. In dat kader is het opvallend dat hij in het vervolg van zijn carrière nog regelmatig met andere rugnummers speelde.[38] Cruijff is na zijn lange afwezigheid opmerkelijk snel hersteld en toonde dit binnen een maand na zijn rentree op 29 november 1970 tegen AZ'67, toen hij met zes treffers een groot aandeel had in de 8-1-overwinning van Ajax. Daarmee evenaarde Cruijff het record van Lammers en Kerkhoffs, die ook zes keer hebben gescoord in één competitiewedstrijd.[5] In 2007 schoot Afonso Alves dat record echter uit de boeken toen hij zeven keer het net vond tegen Heracles.[39]
Europese hegemonie[bewerken]
Inmiddels had Michels een team dat zich kon meten met de Europese top. Het elftal bestond naast jongelingen als Stuy, Krol, Neeskens, Rijnders, Blankenburg en Haan uit oudgedienden die al aanwezig waren bij de Europacupfinale van 1969, zoals Suurbier, Hulshoff, Vasović, Swart, Keizer en Cruijff. Bijna twee jaar later bereikte dit team op 2 juni 1971 weerom de finale van de Europacup I. Op Wembley was het Griekse Panathinaikos, gecoacht door Ferenc Puskás, de tegenstander. Net als Feyenoord een jaar eerder wist Ajax ditmaal ook het prestigieuze toernooi te winnen dankzij twee doelpunten van Van Dijk en Haan.
Na de gewonnen Europacup I ontstond er speculatie dat Cruijff zou vertrekken bij Ajax. Zo stond hij onder andere in de belangstelling van FC Barcelona, maar behoorde ook een overstap naar Feyenoord tot de mogelijkheden.[40]Coster onderhandelde in het geheim maandenlang met de Rotterdamse club om Cruijff, via een verhuurconstructie met een buitenlandse club, de beoogde opvolger van de vertrekkende Ove Kindvall te laten worden.[41] Na lang onderhandelen bereikten Cruijff en Coster op 12 juli 1971 toch een akkoord met Ajax. Cruijff kreeg de financiële zekerheid waar hij op heeft gehoopt. Hij tekende een zevenjarig contract dat hem jaarlijks 95.000 gulden opleverde, plus winstpremies van 1500 gulden. In 1978, wanneer Cruijffs contract zou aflopen, was de planning dat hij ook definitief zou stoppen met voetballen. Daarom regelde Coster ook nog een akkoord met Koninklijke Bijenkorf Beheer, waarin was opgenomen dat Cruijff vanaf zijn 31e tot zijn 65e jaarlijks een bedrag uitgekeerd zou krijgen ter hoogte van 60.000 gulden.[20]
In 1971/72 beleefde Cruijff met Ajax één van de succesvolste seizoenen van de club, nadat vanaf half 1971 Johnny Rep, Arnold Mühren en Heinz Schilcher aan de selectie werden toegevoegd. Trainer Rinus Michels vertrok inmiddels naar FC Barcelona en werd opgevolgd door Ștefan Kovács. Onder leiding van de Roemeense oefenmeester wonnen de Amsterdammers opnieuw de dubbel en stond de club voor de tweede achtereenvolgende maal in de finale van de Europacup I. Op 31 mei 1972 vond de eindstrijd plaats in De Kuip, waar Cruijff een hoofdrol opeiste door beide doelpunten voor zijn rekening te nemen in de 2-0-overwinning op Internazionale. Andere hoogtepunten dat seizoen zijn onder meer het snelste doelpunt van Cruijff ooit (op 21 november 1971 na negen seconden tegen Telstar) en de grootste overwinning in de Eredivisie, toen Ajax op 19 mei 1972 Vitesse met 12-1 versloeg.[42] Ook de lob waarmee Cruijff de 2-1 aantekende tegen FC Den Haag kan tot de hoogtepunten van het seizoen worden gerekend. Nadat Cruijff zijn tegenstander in een vloeiende beweging was gepasseerd, schoot hij de bal met een subtiel boogje over de Haagse doelman Ton Thie heen.[43] Dat Cruijff in die periode door de media tot de absolute top werd gerekend bewezen onder andere de uitverkiezing tot Nederlands en Europees voetballer van het jaar in 1971.[44]
In tegenstelling tot 1971, toen Ajax als titelhouder van de Europacup I deelname aan de Wereldbeker had afgezegd, besloot de club in het najaar van 1972 de confrontatie met de winnaar van de Copa Libertadores toch op te zoeken. Aanvankelijk bestond er twijfel vanwege de lange reis en de geringe uitstraling van de Wereldbeker, maar de intentie binnen de spelersgroep om alles te willen winnen gaf uiteindelijk de doorslag om toch te gaan.[45] In de strijd tussen de Europese en Zuid-Amerikaanse kampioen werd het Argentijnse Independiente door Ajax over twee wedstrijden met 4-1 verslagen. Na de Wereldbekerwinst volgde Cruijff Piet Keizer op als aanvoerder van Ajax. Onder leiding van Cruijff werd begin 1973 door Ajax ook de Europese Supercup veroverd, na een dubbele overwinning op Glasgow Rangers. Op 7 maart 1973 volgde er in de kwartfinale van de Europacup I een belangrijke 4-0-thuisoverwinning op Bayern München. Het duel werd in 2005 door L'Équipe verkozen tot de beste Europacupwedstrijd ooit. De Franse sportkrant omschreef het duel als 'de beste demonstratie van totaalvoetbal'.[46]Nadat de Ajacieden in de halve finale ook Real Madrid hadden uitgeschakeld (2-1-zege thuis, 0-1-zege uit), bereikte de club op 30 mei 1973 voor de derde keer op rij de Europacup I-finale. Daarin wisten de Amsterdammers opnieuw te winnen, ditmaal met 1-0 van Juventus.
Inmiddels begon het enthousiasme over het aanvoerderschap van Cruijff onder spelers af te nemen. In juli 1973 ging een onderling verdeelde selectie op trainingskamp in een hotel in De Lutte. Keizer wilde weer aanvoerder worden, maar Cruijff zag dit niet zitten.[47] Er werd daarom een stemming gehouden of Cruijff aanvoerder moest blijven of niet. Met drie stemmen voor en dertien stemmen tegen zegde de spelersgroep het vertrouwen in Cruijff op en kreeg Keizer de aanvoerdersband terug.[5] Cruijff ervoer de beslissing van de spelersgroep als een motie van wantrouwen en had het gevoel dat zijn gezag werd ondermijnd.[48]Geschokt keerde hij terug naar zijn hotelkamer, waar hij contact opnam met zijn schoonvader. Telefonerend gaf Cruijff hem de opdracht: "Je moet nu meteen Barcelona bellen. Ik vertrek hier."[49]
De grenzen in Spanje werden weer opengesteld voor buitenlandse spelers en Barcelona, dat Cruijff al eerder had willen contracteren, sloeg zijn slag, nadat in een eerder stadium de transfer van Gerd Müller afgeketst was.[50] Cruijff speelde nog twee competitiewedstrijden voor Ajax, op 12 augustus 1973 (FC Groningen–Ajax 0-4) en zijn laatste op 19 augustus 1973 tegen FC Amsterdam (6-1). Hoewel Cruijff in de eerste minuten van het duel nog werd uitgefloten was hij erop gebrand om de club waardig te verlaten. Tien minuten voor tijd wist de afzwaaiende vedette het net te vinden, waarna hij onder luid applaus een publiekswissel ontving om afscheid te nemen.[51] Drie dagen later, op 22 augustus, werd het contract ondertekend en verhuisde Cruijff voor zes miljoen gulden, waarvan drie miljoen voor hem zelf, naar Barcelona.[32] Door zijn transfer mocht Cruijff zich de duurste voetballer aller tijden noemen.[52]
FC Barcelona[bewerken]
In Barcelona werd Cruijff herenigd met Michels, die van 1965 tot 1971 zijn trainer bij Ajax was. De Catalanen hadden lang op de komst van Cruijff moeten wachten. Eerst stond de Spaanse voetbalbond geen buitenlanders toe en daarna werkte de KNVB niet mee, omdat Cruijff na het verstrijken van de transferperiode werd gecontracteerd. Cruijff kon aanvankelijk alleen in vriendschappelijke wedstrijden voor Barcelona uitkomen en maakte op 5 september 1973 zijn officieuze debuut tegen Cercle Brugge (6-0). De recettes van de vriendschappelijke duels waren zodanig dat Barcelona, nog voordat Cruijff in de Spaanse competitie speelgerechtigd is, het transferbedrag van Cruijff helemaal terugverdiende.[47] Met als argument dat Cruijff wedstrijdritme moest behouden voor het Nederlands elftal gaf de KNVB alsnog toe. Hierdoor kon Johan Cruijff op 28 oktober 1973 in de thuiswedstrijd tegen Granada zijn officiële debuut voor Barcelona maken.[5] Inmiddels was het seizoen al zeven speelronden oud en bevond Barcelona zich, na twee overwinningen, twee gelijke spelen en drie nederlagen, in de onderste regionen van de ranglijst. Cruijff maakte twee doelpunten tegen Granada, waardoor er met 4-0 werd gewonnen. Met de Nederlander in het elftal bleef de club vervolgens 25 wedstrijden op rij ongeslagen (negentien overwinningen en zes gelijke spelen). Vijf wedstrijden voor het einde van de competitie kon de concurrentie de club niet meer achterhalen: na veertien jaar behaalde Barcelona eindelijk weer het kampioenschap van Spanje. Cruijff maakte zestien doelpunten (één doelpunt minder dan clubtopscorer Marcial) en leverde een fundamentele bijdrage aan dit kampioenschap. Dit werd het hoogste aantal doelpunten dat hij in een seizoen in Spanje zou scoren, een aantal dat ver verwijderd bleef van de 33 in zijn beste seizoen bij Ajax.[53]
Toen zijn vrouw zwanger was van hun zoon Jordi en uitgerekend was op nota bene de dag van de uitwedstrijd tegen aartsrivaal Real Madrid, sprak het echtpaar af om de bevalling met een week te vervroegen middels een keizersnede.[54] De wedstrijd op 17 februari 1974 eindigde in een klinkende 0-5-overwinning, waarin Cruijff eenmaal scoorde.[55] Ook was er dat seizoen het beroemde doelpunt tegen Atlético Madrid, waarbij Cruijff met de rug van het doel draaide om vervolgens met zijn hiel de bal langs keeper Miguel Reina binnen te tikken.[56] De prestaties van Cruijff zorgden ervoor dat hij in 1973 en 1974 opnieuw werd verkozen tot Europees voetballer van het jaar. Daarmee werd hij de eerste speler die de prijs driemaal won. Michel Platini en Marco van Basten zijn de enige spelers die dit wisten te evenaren.[57]
Hoewel Cruijff destijds in de hoogtijdagen van zijn carrière zat, bleef de landstitel van 1974 jarenlang de enige prijs die hij in dienst van Barcelona won. Na het vertrek van Michels in 1975 kon zijn opvolger Hennes Weisweiler daar geen verandering in brengen. De Duitse oefenmeester heeft bij Borussia Mönchengladbach grote successen gevierd, maar ook daar viel al op dat Weisweiler slecht overweg kon met vedetten. Hij botste voortdurend met zijn sterspeler Günter Netzer. Deze geschiedenis herhaalde zich in Barcelona: Weisweiler botste met Cruijff, die in 1976 tegen Sevilla zelfs naar de kant werd gehaald. De socios kozen massaal partij voor Cruijff en zijn populariteit bleef onaangetast. Weisweilers dagen waren geteld en hij moest al na één seizoen weer vertrekken. Ondanks geruchten dat Cruijff naar Juventus zou gaan of zelfs naar Nederland zou terugkeren (naar Ajax of AZ’67), tekende hij voor twee seizoenen bij. Hij eiste dat Michels moest worden teruggehaald.[47] Deze eis werd ingewilligd. Onder leiding van de teruggekeerde oefenmeester behaalde Cruijff in 1978 zijn tweede en laatste prijs gedurende zijn vijfjarig verblijf bij FC Barcelona. Op 19 april won de club de Spaanse nationale beker na een 2-0-overwinning op Las Palmas.[5]
Cruyff en Catalonië[bewerken]
De populariteit van Johan Cruyff bij Barcelona is slechts ten dele toe te schrijven aan zijn sportieve inbreng. In de tijd dat Cruyff bij FC Barcelona ging spelen was Spanje nog bestuurd door het Franco regime. Het regime kende slechts één Spanje waaronder ook de regio Catalonië valt. Vanuit het regime werden Catalaanse symbolen niet toegestaan. FC Barcelona vormde voor veel Catalanen een van de weinige zichtbare symbolen voor de Catalaanse identiteit. De overwinning op Real Madrid in 1974 werd dan ook gevierd als een overwinning op Spanje, met een zeer groot feest op de Placa Catalunya. Johan Cruyff heeft voor veel Catalanen bijgedragen aan hun trots door deze overwinning. Dit werd versterkt doordat hij zijn zoon, die enkele dagen eerder was geboren, de naam Jordi heeft genomen, naar de beschermheilige van Catalonië, Sint Joris. Iets wat op dat moment verboden was door het Spaanse regime. Mede hierdoor is zijn populariteit bij Barcelona tot op de dag van vandaag onaantastbaar geworden.
Afscheid[bewerken]
De 31-jarige Cruijff besloot in de zomer van 1978 een punt achter zijn loopbaan te zetten.[58] Met een 3-1-zege op Ajax nam hij op 27 mei 1978 afscheid van het Catalaanse publiek.[5] Speciaal voor Cruijff werd op 7 november 1978 door Ajax nog een afscheidswedstrijd georganiseerd. Het Duitse Bayern München werd uitgenodigd voor de erewedstrijd in het Olympisch Stadion. Vooraf kreeg Cruijff van voorzitter Ton Harmsen een gouden horloge met inscriptie, en een kleurentelevisie. Dit laatste cadeau zorgde voor hilariteit op de tribunes, maar later bleek dat de televisie gekocht is naar de wens van Cruijffs vrouw Danny.
Het werd geen feestelijke dag en geen gebruikelijke uitslag voor een erewedstrijd. In een vol stadion en met miljoenen tv-kijkers over de hele wereld werd Ajax met 0-8 ingemaakt. De Duitsers waren getergd door de nederlagen die ze hadden geleden in de voorgaande jaren tegen Ajax (in augustus 1972 werd het in München 0-5 en in maart 1973 in Amsterdam 4-0). Daarnaast stond er niemand van de Amsterdamse club op Schiphol om de Duitsers welkom te heten en werden ze ondergebracht in een tweederangs hotel. Ook lieten ze achteraf weten uitgescholden te zijn vanaf de tribunes (voor onder andere 'Nazi-Schweine'). Het team van Ajax wilde er een leuke avond van maken, maar werd verrast door de geconcentreerde strijdlust van Bayern. Na de achtste treffer, van Karl-Heinz Rummenigge, verliet Cruijff het veld voor Ray Clarke. Het is de grootste nederlaag die Cruijff in zijn carrière leed.[59] In mei 2006 boden enkele voormalige spelers van Bayern München in NOVA alsnog hun excuses aan voor deze wedstrijd.[60]
Na zijn voetbalcarrière stortte Cruijff zich in een zakelijk avontuur in Spanje. Hij heeft zich eerder al op zaken toegelegd met Jack van Zanten en nu besloot Cruijff in zee te gaan met goede vriend en zakenpartner Michel Basilevitsj.[61] Vanuit een luxe kantoor aan de Passeig de Gràcia in Barcelona begonnen ze samen CB-International (met de C van Cruijff en de B van Basilevitsj). Het bedrijf hield zich onder meer bezig met de export van wijn, cement en groenten, de handel in onroerend goed, het vertegenwoordigen van Warner Bros. en de exploitatie van varkensfokkerij Ganadera Catalana. Het project liep echter uit op een fiasco: Basilevitsj bleek het vermogen handig te hebben weggesluisd, hield Cruijff met vervalste papieren voor de gek dat hij eigenaar was van verschillende bedrijven en liet hem achter met een schuld van zes miljoen gulden.[62][63] Cruijffs' schoonvader heeft hem gewaarschuwd voor Basilevitsj, maar Cruijff sloeg dat advies in de wind en verbrak de contacten met Coster. Na het debacle kwam het weer goed tussen hen.[63]
Los Angeles Aztecs[bewerken]
Cruijff zag zich genoodzaakt het voetballen weer op te pakken. Hij wilde graag naar de Verenigde Staten, waar New York Cosmos de volgende club uit zijn carrière leek te worden. Bij Cosmos had Cruijff namelijk ooit een voorcontract getekend waarin werd vastgelegd dat hij in de Verenigde Staten alleen voor die club mocht uitkomen. Toen hij op 30 augustus 1977, enkele weken voor zijn afscheid, als gastspeler deelnam aan een benefietwedstrijd had Cruijff al kennis gemaakt met de Amerikaanse ploeg. Clubeigenaar Steve Ross, die ook de baas was van WarnerBros, besloot werk te maken van Cruijffs komst en bood hem een driejarige overeenkomst aan met een honorarium van in totaal vier miljoen dollar.[64] Cruijff sloeg dat aanbod echter af, omdat hij maar één jaar voor de club uit wilde komen. De verklaring daarvoor is dat Cruijff niet zoveel trek had in de commerciële activiteiten die hij namens de club voor Warner Bros moest uitvoeren, zoals dat in het verleden ook van oud-speler Pelé werd verwacht. New York Cosmos zou onder andere op een wereldtournee gaan, waarmee miljoenen dollars zouden worden opgehaald. Andere verhalen vertellen dat de invloedrijke sterspeler Giorgio Chinaglia niet op de komst van Cruijff zat te wachten en daarom een overgang blokkeerde.[65]
Nadat bleek dat een voortzetting van Cruijffs carrière er bij New York Cosmos niet in zat, toonde Los Angeles Aztecs interesse. Aan de Amerikaanse westkust lag een lucratief contract voor Cruijff klaar met een jaarsalaris van 750.000 dollar.[64] De werkloze Cruijff ging akkoord en tekende voor één seizoen. Het ging hem echter niet om het geld, zoals hij in tientallen interviews aangaf. Naar eigen zeggen had hij in Europa veel meer kunnen verdienen. Cruijff vond van zichzelf dat hij op een missie was: hij wilde het voetbal in de Verenigde Staten tot een succes maken, laten zien dat het ‘de mooiste sport ter wereld was’. Of Cruijff dit nu meende of niet, in Nederland kreeg hij de reputatie van een geldwolf. In de VS werd hij echter geprezen vanwege zijn inzet en liefde voor de sport. Zo bleek Cruijff bereid om uren te rijden als hij ergens kosteloos tien minuten op de televisie over voetbal mocht vertellen.[66]
Direct vanuit het vliegtuig, met de jetlag nog in zijn lijf en na negen maanden niet getraind te hebben, maakte Cruijff op 23 mei 1979 zijn debuut tegen Rochester Lancers. Aan het Amerikaanse publiek gaf hij meteen zijn visitekaartje af door binnen tien minuten tweemaal te scoren. In de tweede helft verzorgde hij nog een assist waarmee de 3-0-eindstand werd bepaald.[64] Zijn periode bij LA Aztecs betekende voor Cruijff een tweede hereniging met Michels, die een jaar eerder door de club werd aangetrokken. Naast Cruijff speelden bij de Aztecs sinds 1979 de Nederlanders Thomas Rongen, Leo van Veen, Huub Smeets en Wim Suurbier. Michels bouwde een team dat volledig op Cruijff werd afgestemd en gaf zijn spelers de opdracht: "je moet gewoon lopen waar Johan niet is".[67] Net zoals bij Ajax en Barcelona mocht Cruijff van Michels binnen het veld de lijnen uitzetten. Zijn prestaties zorgden ervoor dat hij aan het einde van het seizoen werd uitgeroepen tot meest waardevolle speler van de NASL. Zijn doelpunt in de playoffs tegen Washington Diplomats werd verkozen tot Goal of the Year.[64] Ondanks deze persoonlijke successen bleef het verblijf van Cruijff bij de Aztecs tot één seizoen beperkt, dit aangezien de nieuwe eigenaren in 1980 meer Mexicaanse invloeden bij de club wilden zien.[5] Andere bronnen meldden dat de Aztecs hem moesten laten gaan omdat ze zich het salaris van Cruijff niet nog een jaar konden veroorloven.[64]

Maak jouw eigen website met JouwWeb